ietsepietsje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iet·se·piets·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ietsepietsje
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ietsepietsjeo

  1. heel klein beetje
     Het gaat er vooral om dat mensen ietsepietsje meer vertrouwen krijgen om geld uit te geven en de binnenlandse bestedingen toenemen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. ietsepietsje op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2020 Weblink bron
    Eppo König
    “‘De FNV is uiteindelijk ook een bedrijf’” (17 mei 2014) op nrc.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be