identificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iden·ti·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
identificeren

identificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van identificeren
    • Ik identificeerde. 
    • Jij identificeerde. 
    • Hij, zij, het identificeerde.