identieke

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iden·tie·ke

Bijvoeglijk naamwoord

identieke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van identiek
     De broers hadden zich op identieke manier uitgerust toen ze na het ontbijt de schitterende winterdag in stapten.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691