idealiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ide·a·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
idealiseren
idealiseerde
geïdealiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

idealiseren

  1. overgankelijk iets gunstiger of zelfs als ideaal beoordelen
    • Je moet zo'n vervelende actie niet zo idealiseren! 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be