hyperboliseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hy·per·bo·li·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hyperboliseren
hyperboliseerde
gehyperboliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

hyperboliseren

  1. overdrijven, aandikken, opblazen, opkloppen, opsmukken
    • De reclameman was weer eens heftig aan het hyperboliseren toen hij sprak over het belang van zijn eigen geniale creatieve vermogens. 
    • De journalist mag natuurlijk best wel eens wat overdrijven maar voor een politicus is hyperboliseren lang niet altijd gepast. 

Gangbaarheid