huwelijksbureau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·bu·reau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksbureau huwelijksbureaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het huwelijksbureauo

  1. een organisatie die bemiddelt bij huwelijken
    • Een datingsite gaat proberen Amerikanen die gruwen bij het idee dat Donald Trump president wordt naar Canada te lokken om hen daar te koppelen aan de liefde van hun leven. Het online huwelijksbureau speelt in op de verzuchting van tal van kiezers dat het hoog tijd is te emigreren wanneer de vastgoedmiljardair het Witte Huis betrekt.[2] 
    • Het meisje uit Twente had echter ook te veel jongens in Indië waar ze mee schreef, dus gaf ze het adres aan een vriendin: Geertje Molenaar. „Ik moest er eerst niets van hebben”, blikt Geertje (87) lachend terug. Ik dacht: het lijkt wel een huwelijksbureau.” Dat bleek het voor Toon en Geertje ook zo te zijn. Woensdag waren de penvrienden 60 jaar getrouwd. En dat betekende bloemen, taart en een bezoek van burgemeester Anneke Raven van de gemeente Hellendoorn.[3] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 11 mei 2016
  3. Tubantia 10-MAART-2016