huurhuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurhuis huurhuizen
verkleinwoord huurhuisje huurhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het huurhuiso

  1. een woning die niet in eigendom is van de bewoners maar wordt gehuurd van de eigenaar
    • De woningbouwverenigingen hebben veel huurhuizen onder hun beheer. 
     Door een windhoos boven het Zeeuwse Zierikzee zijn maandag één dode en zeven gewonden gevallen, meldt de veiligheidsregio Zeeland. Eerder was sprake van ongeveer tien gewonden. De windhoos zorgde voor veel schade. Tien tot twintig huurhuizen raakten tijdelijk onbewoonbaar.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 27 juni 2022 Weblink bron “Dode en zeven gewonden door windhoos boven Zierikzee” (27 juni 2022), NU.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be