huurde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huur·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afhuren

huurde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afhuren
    • Ik huurde af. 
    • Jij huurde af. 
    • Hij, zij, het huurde af. 


Gangbaarheid