hustle
Uiterlijk
- Geluid: hustle (VS) (hulp, bestand)
- Bekend sinds ca. 1680, van Nederlands hutselen (met metathese).[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hustle | hustles |
hustle
- bedrijvigheid, drukte, gedrang
- oplichterij
- (seksualiteit) prostitutie
- (informeel) activiteit met winst als voornaamste oogmerk
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hustle |
he/she/it | hustles |
verleden tijd | hustled |
voltooid deelwoord |
hustled |
onvoltooid deelwoord |
hustling |
gebiedende wijs | hustle |
hustle
- onovergankelijk haast hebben, zich haasten
- onovergankelijk dringen (m.n. in een grote menigte)
- overgankelijk bedriegen, oplichten
- overgankelijk op een onwettige manier verkrijgen
- onovergankelijk, (seksualiteit) prostitueren
- onovergankelijk, (informeel) werken