hulpbehoevend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hulp·be·hoe·vend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hulp en behoevend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hulpbehoevend | hulpbehoevender | hulpbehoevendst |
verbogen | hulpbehoevende | hulpbehoevendere | hulpbehoevendste |
partitief | hulpbehoevends | hulpbehoevenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hulpbehoevend [1]
- afhankelijk zijn van hulp, onvoldoende zichzelf kunnen helpen
- De vraagstukken zijn minder heftig dan bij de professionele hulpbehoevenden. Niet: hoe zorg ik ervoor dat ik niet binnen drie weken failliet ben omdat klanten wegblijven? Vinden ze mijn in de magnetron opgewarmde specialiteit bloemkool met Zwitserse chocoladesaus soms niet lekker? Wel: hoe weet ik het als mijn blauwe schimmelkaas niet meer goed is? [2]
- Hoogleraar Jos Schols vindt dat zorgsector en politiek een belangrijke morele vraag moeten beantwoorden: „Hoe lang kun je kwetsbare en hulpbehoevende ouderen echt veilig thuis laten wonen en verzorgen?” [3]
Verwante begrippen
- afhankelijk, arm, gebrekkig, invalide, nooddruftig, zwak, wankel, week, gehandicapt, kreupel, arbeidsongeschikt, bedlegerig
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord hulpbehoevend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hulpbehoevend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joram Bolle 1 maart 2017
- ↑ NRC Kim Bos 13 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be