huiswerkcontrole

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·werk·con·tro·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiswerkcontrole huiswerkcontroles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huiswerkcontrolev / m

  1. het nakijken van het huiswerk door de docent. Is het huiswerk gemaakt? Hoe is de kwaliteit van het huiswerk?
    • Omdat de cursisten het huiswerk niet maakten ging de docent huiswerkcontroles invoeren. 

Gangbaarheid