huisvestten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huisvestten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- huis·vest·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
huisvesten |
huisvestten
- meervoud verleden tijd van huisvesten
- Wij huisvestten.
- Jullie huisvestten.
- Zij huisvestten.
- Wij huisvestten.