huisvesting
Uiterlijk
- Geluid: huisvesting (hulp, bestand)
- huis·ves·ting
- Naamwoord van handeling van huisvesten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisvesting | huisvestingen |
verkleinwoord | - | - |
de huisvesting v
- het huisvesten van iemand
- De huisvesting van de stroom vluchtelingen leverde grote problemen op.
- het onderkomen dat iemand al of niet vindt
- Gelukkig had hij nu zowel huisvesting als een baan gevonden.
- ▸ Het bouwadvies is terecht en ingegeven door het eerder beschreven verdwijnen van de verzorgingshuizen. Of dat bouwen het ontstane zorgprobleem oplost, valt echter te betwijfelen. Het voormalige verzorgingshuis bood immers geïntegreerde huisvesting én zorg aan de groep kwetsbare ouderen, veelal boven de 80 jaar.[1]
- huisvestingsbureau, huisvestingscommissie, huisvestingsmaatschappij, huisvestingsvergunning, huisvestingsverordening
1. het huisvesten van iemand
2. het onderkomen dat iemand al of niet vindt
- Het woord huisvesting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huisvesting" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Noud Engelen“Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be