huisrecht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisrecht huisrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het huisrechto

  1. (juridisch) één van de grondrechten die gelden in Nederland: De woning hoort tot de persoonlijke levenssfeer. Niemand mag je huis binnengaan zonder jouw toestemming.
     Het kraken van een pand is sinds 1 oktober 2010 strafbaar. Daarvoor was kraken alleen strafbaar als dat gebeurde bij een pand dat minder dan een jaar leegstond. Ondanks dat het dus niet mag, kunnen krakers niet zomaar een gebouw uitgezet worden. Als ze eenmaal binnen zijn, kunnen ze namelijk aanspraak doen op het zogenoemde huisrecht, dat is vastgelegd in de grondwet.[1]
     De agenten hadden geen schriftelijke machtiging voor een huiszoeking. De toestemming die de man uiteindelijk verleende, kwam tot stand nadat de agenten hadden gezegd de man anders te zullen aanhouden. Daarmee werd de man volgens de rechter beperkt in zijn keuzevrijheid. De agenten hebben daarmee het recht op privacy en het huisrecht van de man geschonden.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 januari 2023 Weblink bron “Krakers We Are Here zetten Amsterdamse ondernemer uit eigen pand” (Dinsdag 20 augustus 2019, 13:42), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 januari 2023 Weblink bron “Huisbezoek politie onrechtmatig, man vrijgesproken van drugs- en wapenbezit” (Dinsdag 21 augustus 2018, 16:01), NOS