huiseigenaresse
Uiterlijk
- Geluid: huiseigenaresse (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhœysɛiɣənaˌrɛsə / (6 lettergrepen)
- huis·ei·ge·na·res·se
- samenstelling van huis zn en eigenaresse zn of afgeleid van huiseigenaar zn met het achtervoegsel -esse
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiseigenaresse | huiseigenaresses |
verkleinwoord |
de huiseigenaresse v
- vrouw die een of meer huizen bezit
- Tijdens onze vakantie is de huiseigenaresse een paar keer in het huis geweest, heeft daar Obi gesignaleerd – en meteen aangegeven. [1]
- huiseigenares (uitspraakvariant)
- vrouwelijke vorm van huiseigenaar
- Het woord 'huiseigenaresse' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Peper, R.Banana flavour (15 november 2000) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2020-01-01
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 15
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 6 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Achtervoegsel -esse in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal