huiseigenares
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huiseigenares (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhœysɛiɣənaˌrɛs / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- huis·ei·ge·na·res
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis zn en eigenares zn of afgeleid van huiseigenaar zn met het achtervoegsel -es
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiseigenares | huiseigenaressen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de huiseigenares v
- vrouw die een of meer huizen bezit
- (…) het Philips-paar was op zijn zoektocht naar woonruimte in Polen gestuit op een huis met een klein kamertje. "Voor de meid", had de huiseigenares gezegd. Dat was wel een erg klein kamertje geweest, en zo te zien woonde de werkster er ook helemaal niet. [1]
Synoniemen
- huiseigenaresse (uitspraakvariant)
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm van huiseigenaar
Gangbaarheid
- Het woord 'huiseigenares' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Kroon, J.Leren om te leven in het land van de handkus (18 februari 1999) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2020-01-01
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Achtervoegsel -es in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal