huisbar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- huis·bar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisbar | huisbars |
verkleinwoord | huisbarretje | huisbarretjes |
Zelfstandig naamwoord
- bar waar men een drankje kan bestellen en drinken horend bij een huis of gebouw
- Als Hans Loomulder (48) en Henrie Schuler (51) de huisbar van het Aparthotel binnen komen lopen dient zich gelijk één vraag aan: wat hebben ze in vredesnaam allemaal bij zich? Een koffer in de ene hand, een arm vol mappen aan de andere kant. En nog een flinke handvol pennen. [2]
- Hotel Villa Vennendal met zijn eigen landgoed heeft 75 charmant ingerichte kamers, een sfeervol restaurant, een wintertuin, een tropisch binnenbad met sauna, een tennisbaan en een huisbar met open haard. Een enthousiast team met oprechte interesse in de gast zet met plezier net dat stapje extra. [3]
Gangbaarheid
- Het woord huisbar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huisbar" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 24-05-08 Krabbel atleten ultieme doel voor Enschedeërs
- ↑ De Telegraaf 12 jan. 2018 Romantisch uitje op de Veluwe
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be