huisartsenzorg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·art·sen·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisartsenzorg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huisartsenzorgv / m

  1. medische zorg geleverd door de huisarts; medische zorg geleverd door een huisartsenpraktijk
     Volstrekt onacceptabel, zegt de woordvoerder. "Een gemiddelde huisarts werkt momenteel zo'n elf tot twaalf uur per dag om de huisartsenzorg in de lucht te houden en zou niet het risico moeten lopen om dit over zich heen te krijgen."[1]
     De huisartsenzorg en de ambulancezorg zullen volgen vanaf 6 december. Medewerkers uit de langdurende zorg worden vanaf medio december binnen de eigen instelling of op GGD-locaties geprikt. Die locaties worden voor een groot deel bemand door zorgmedewerkers, kondigde De Jonge aan. "De zorg prikt de zorg. Zo kan het tempo op peil blijven."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron “Ingegooide ruiten, patiënten 'compleet uit hun stekker': huisarts mikpunt van agressie” (Donderdag 25 november 2021, 19:00), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Mitchell van de Klundert
    “Boosterprik versneld, 80-plussers en ziekenhuismedewerkers vanaf volgende week ingeënt” (Vrijdag 12 november 2021, 13:59), NOS