hostie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Hosties
Uitspraak
Woordafbreking
  • hos·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘offerbrood’ voor het eerst aangetroffen in 1282 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse hostia (offer).
enkelvoud meervoud
naamwoord hostie hosties
hostiën
verkleinwoord hostietje hostietjes

Zelfstandig naamwoord

de hostiev

  1. (religie) rond plat offerbrood dat volgens de katholieke leer na de consacratie door de priester veranderd is in het lichaam en bloed van Jezus
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen