hospitaalsoldaat
Uiterlijk
- hos·pi·taal·sol·daat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hospitaalsoldaat | hospitaalsoldaten |
verkleinwoord | hospitaalsoldaatje | hospitaalsoldaatjes |
de hospitaalsoldaat m
- (medisch) (militair) soldaat die als verpleegkundige werkt bij het leger
- ▸ Hij luisterde niet naar het smoesje dat de hospitaalsoldaat die als zijn oppasser dienstdeed tegen hem ophing, en besteedde ook geen aandacht aan Gordon, die ermee zat dat hij Zjivago's linnengoed had vuilgemaakt en nu in diens hemd vertrok.[2]
- ▸ Zijn doofheid herinnert hem voortdurend aan de begindagen van de Tweede Wereldoorlog, waarin hij als hospitaalsoldaat gewond raakte bij de verdediging van de Grebbelinie bij Veenendaal. Jan Rensen (94): „Het drama na de granaatinslagen was vreselijk om te zien.”[3]
1. soldaat die als verpleegkundige werkt bij het leger
- Het woord hospitaalsoldaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron Bert Monster“Een leven lang doof door inslaande Duitse granaten” (10 mei 2010), Reformatorisch Dagblad