horreur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hor·reur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afschuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | horreur | horreurs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord horreur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "horreur" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "horreur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ horreur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be