hormoon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hor·moon
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels hormone, van Oudgrieks ὁρμῶν (hormoon), het tegenwoordig deelwoord van ὁρμάω (hormáoo) "in beweging brengen", dus: "de in beweging brengende"
De naam is in 1904 door de Britse artsen E.H. Starling en W.M. Bayliss bedacht, omdat het gaat om stoffen die voor het lichaam signaal zijn om bepaalde reacties op gang te brengen. In de betekenis van ‘inwendig afgescheiden stof’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hormoon | hormonen |
verkleinwoord | hormoontje | hormoontjes |
Zelfstandig naamwoord
het hormoon o
- (biochemie), (biologie), (medisch) een stof die door een endocriene klier wordt afgescheiden en een bepaald effect veroorzaakt in het lichaam
Synoniemen
- hormon (uitspraakvariant)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een stof die door een endocriene klier wordt afgescheiden ...
Gangbaarheid
- Het woord hormoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hormoon" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hormoon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hormoon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Biochemie in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %