hoorvermogen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoorvermogen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhorvərˌmoɣə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- hoor·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoor ww en vermogen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoorvermogen | hoorvermogens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het hoorvermogen o
- eigenschap dat je geluid kunt waarnemen
- ▸ Op haar eenendertigste besluit Natalie een cochlea-implantaat te nemen om alsnog te kunnen leren horen. Na de operatie is haar hoorvermogen gelijk aan dat van een baby: haar hersenen moeten de betekenis van elk geluid leren.[1]
- mate waarin je goed in staat bent geluid waar te nemen
- ▸ Eerst kwam er de rugbeschermer en sinds dit jaar is de helm sterk verbeterd. Na lichte oppositie van skiërs, vanwege het afgenomen hoorvermogen, hoor je niemand klagen.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'hoorvermogen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Uitgelicht : Informatief : Natalie – Der Klang der Stille.” (6 september 2012) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Henk Stouwdam“Op de Hahnenkamm kent lijden geen grens” (25 januari 2014) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal