hoon
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoon
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘smadelijke bejegening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoon | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hoon m
- honende uitlating
- hoon tegen juist die anderen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
honen |
hoon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honen
- Ik hoon.
- gebiedende wijs van honen
- Hoon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honen
- Hoon je?
Gangbaarheid
- Het woord hoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hoon" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.