hoogspringt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoogspringt (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhoxsprɪŋt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- hoog·springt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hoogspringen |
hoogspringt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoogspringen
- ... dat jij hoogspringt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoogspringen
- ... dat hij hoogspringt.
- Of je nu tennist, hardloopt of hoogspringt: je bent lid van een vereniging, gaat met anderen op wedstrijd, traint met elkaar, moedigt elkaar aan. [1]
- Als middelmatig zouden we willen noemen het „Stack Milton Trio", dat wat hoogspringt on aan de rek werkt, maar niet beter dan de meesten van hun collega's; (…) [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'hoogspringt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Huijbers, J.geciteerd in:Borg, L. terEen drilmachine molt de lol voor jonge sporters (26 mei 2007) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-06-06
- ↑ "Laatste Berichten. Van Haarlem's terugkeer in Carré" in: Algemeen Handelsblad jrg. 79 nr. 24761 (6 april 1906); p. 2 kol. 5; (oudste vindplaats); geraadpleegd 2017-06-06