hoofdhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoofd·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd zn en huis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofdhuis | hoofdhuizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het hoofdhuis o
- het belangrijkste gebouw van een groep gebouwen
- ▸ Haar woedende uitvallen moeten toen door de houten muren van het hoofdhuis op Jasnaja Poljana over de weiden hebben geschald.[1]
- ▸ Het thema is dit jaar 'Van Kasteel tot Buitenplaats'. Te zien is hoe kastelen na de middeleeuwen zijn veranderd in buitenplaatsen, met om het hoofdhuis heen tuinen, parken, vijvers, koetshuizen en oranjerieën. Onder de deelnemers zijn Slot Loevestein, het Muiderslot en het Kasteel van Breda.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'hoofdhuis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact , ISBN 9789045024875
- ↑ Weblink bron “Tientallen kastelen zetten de deuren open” (28-05-2012), Tubantia