hoofdgebouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoofdgebouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hoofd·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd en gebouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofdgebouw | hoofdgebouwen |
verkleinwoord | hoofdgebouwtje | hoofdgebouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
het hoofdgebouw o
- het belangrijkste van een aantal bij elkaar horende gebouwen
- De ziekenhuisdirectie was gehuisvest in het hoofdgebouw, terwijl de kinderafdeling in een van de bijgebouwen was.
Vertalingen
1. erläuterung
Gangbaarheid
- Het woord hoofdgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoofdgebouw" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be