honkman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

honkman staat met één voet op het honk terwijl hij de bal probeert te vangen
Uitspraak
Woordafbreking
  • honk·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honkman honklui
honklieden
honkmannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honkmanm

  1. (sport) honkbalspeler die bij een honk staat
    • ,,We hebben plezier, het gaat lekker, zei derde honkman Carlos Correa. ,,We spelen goed, winnen alles, dit willen we doortrekken. [1] 
    • Hij debuteerde als tweede honkman, maar verloor met zijn team met 3-2 van Los Angeles Dodgers. Albies kon zelf een punt binnenhalen omdat hij het tweede honk bezette toen Johan Camargo een homerun sloeg. [2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen