hondsdolheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hondsdolheid    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• honds·dol·heid

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van hondsdol met het achtervoegsel -heid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	hondsdolheid	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

hondsdolheid v

1. (medisch), (diergeneeskunde) virusziekte die het meest bij honden voorkomt (maar ook bij vossen, katten, apen en vleermuizen)) en door een beet op de mens kan worden overgedragen.

   • "160 doden per dag door hondsdolheid"  

Synoniemen

• rabiës

Verwante begrippen

• dolheid, drift, razernij, woede, watervrees

Vertalingen

    1.   

Duits: Tollwut (de)v Engels: rabies (en), hydrophobia (en) Frans: rage (fr) v

Portugees: raiva (pt) v, Spaans: rabia (es) v, hidrofobia (es) v

Gangbaarheid

• Het woord hondsdolheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hondsdolheid" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.