honderdnegentig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

0 1 9 0
honderdnegentig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·ne·gen·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdnegentig

  1. "190", het getal tussen honderdnegenentachtig en honderdeenennegentig, honderd plus negentig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdnegentig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdnegentig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdnegentig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdnegentig honderdnegentigs
verkleinwoord honderdnegentigje honderdnegentigjes

Zelfstandig naamwoord

de honderdnegentigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 190 is aangeduid
    • Als jij honderdnegentig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

honderdnegentig mv

  1. groep van 190 eenheden
    • Die honderdnegentig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid