honderdenzesendertig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

0 1 3 6
honderdenzesendertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·en·zes·en·der·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdenzesendertig

  1. "136", langere vorm van honderdzesendertig, honderd plus zesendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft honderdenzesendertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot honderdenzesendertig. 
Synoniemen
  • honderdzesendertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "honderdenzesendertig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "honderdenzesendertig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)