honderdeenendertigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·een·en·der·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdeenendertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdeenendertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdeenendertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdeenendertigjarige honderdeenendertigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdeenendertigjarigev / m

  1. levend wezen dat 131 jaar oud is of iets dat 131 jaar bestaat
    • De honderdeenendertigjarige is voor een schildpad nog heel actief. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid