honderdachtendertigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·acht·en·der·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdachtendertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdachtendertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdachtendertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdachtendertigjarige honderdachtendertigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdachtendertigjarigev / m

  1. levend wezen dat 138 jaar oud is of iets dat 138 jaar bestaat
    • De honderdachtendertigjarige is voor een schildpad nog heel actief. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid