hondachtig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hond·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hondachtig hondachtiger hondachtigst
verbogen hondachtige hondachtigere hondachtigste
partitief hondachtigs hondachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

hondachtig

  1. aan een hond herinnerend of erop gelijkend
    • Soms stond hij plotseling stil, liet dan met een blik op Jannie zijn mond openvallen, om vervolgens met een hondachtig keelgeluid wat hij had willen zeggen weer in te slikken: hij wilde de ondervraging kennelijk pas beginnen wanneer het opname-apparaat was geïnstalleerd. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen