homologeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·mo·lo·geer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
homologeren |
homologeerde
- enkelvoud verleden tijd van homologeren
- Ik homologeerde.
- Jij homologeerde.
- Hij, zij, het homologeerde.
- Ik homologeerde.
vervoeging van |
---|
homologeren |
homologeerde