hogerhand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ger·hand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hogerhand
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hogerhandv

  1. door een hogere instantie, door een leidinggevende
    • Van hogerhand was bevel gegeven dat van nabij poolshoogte genomen moest worden van wat de moffen uitspookten. [1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be