hoenderdieven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoen·der·die·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • hoenderdief met uitgang -en, waarbij de de labiodentaal "f" weer stemhebbend ("v") wordt

Zelfstandig naamwoord

de hoenderdievenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hoenderdief
     Hij snelde in het donker nog tweemaal naar zijn lief, en deze vertelde hem, dat boer Landrie op een laten avond zijn geweer had afgeschoten, daar hij meende, dat er hoenderdieven bij hem binnenbraken.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 februari 2020 Weblink bron “Hard labeur.” (1904), Meindert Boogaerdt Jun./De Vlaamsche boekhandel (Leo J. Krijn), Rotterdam/Brussel, p. 161