hoeker
Uiterlijk
- hoe·ker
- Naamwoord van handeling van hoeken met het achtervoegsel -er [1][2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | hoeker | hoekers |
| verkleinwoord | - | - |
- (scheepvaart) een rondgebouwde driemaster van Nederlandse oorsprong uit de zeventiende eeuw
- (scheepvaart) vissersboot waarop met een hoekwant gevist werd
- Het woord hoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoeker" herkend door:
| 41 % | van de Nederlanders; |
| 18 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.