hiv-virus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hiv-vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hiv zn "als initiaalwoord" en virus zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hiv-virus | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het hiv-virus o
- (medisch) (virussen) virus dat de oorzaak is van aids
- Op vrijdagavond bezoekt Peter (gefingeerde naam) samen met een paar vrienden een discotheek. De portier van de discotheek vraagt Peter, die in het dagelijks leven politieagent is, assistentie te verlenen bij het wegvoeren van een lastige bezoeker. Als ze samen de bezoeker op straat zetten, wordt Peter tot bloedens toe in zijn pink en ringvinger gebeten. Later blijkt dat de bijter een hiv-infectie heeft. Peter wordt uit voorzorg behandeld met medicatie tegen het hiv-virus. [2]
- Toen Peter Piot, ooit directeur van UNAIDS, terugkwam uit Afrika vertelde hij dat hij in Malawi vrouwen had ontmoet die besmet waren met het hiv-virus. Toen hij hen vroeg naar hun prioriteit antwoordden zij dat ze geen medicijnen hoefden, geen behandeling van hun ziekte, geen beëindiging van hun uitsluiting, maar voedsel. Voedsel blijft dus belangrijk. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord hiv-virus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hiv-virus" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “hiv-virus” op woordenlijst.org
- ↑ Meersbergen,D.Y.A. van Biesaart, M.C.I.H.Praktisch gezondheidsrecht 2015 ISBN 978-90-01-81555-4 pagina 11
- ↑ Volkskrant Alphonse Muambi 28 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Virussen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %