hipte
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hip·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hippen |
hipte
- enkelvoud verleden tijd van hippen
- Ik hipte.
- Jij hipte.
- Hij, zij, het hipte.
- Ik hipte.