hieuwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hieuwt

Werkwoord

vervoeging van
hieuwen

hieuwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hieuwen
    • Jij hieuwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hieuwen
    • Hij hieuwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hieuwen
    • Hieuwt!