heude
Uiterlijk
- heu·de
vervoeging van |
---|
heuen |
heude
- enkelvoud verleden tijd van heuen
- Ik heude.
- Jij heude.
- Hij, zij, het heude.
- Ik heude.
- Het woord heude staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
heuen |
heude