hernieuwt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- her·nieuwt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hernieuwen |
hernieuwt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hernieuwen
- Jij hernieuwt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hernieuwen
- Hij hernieuwt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hernieuwen
- Hernieuwt!