hernia

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·nia
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitstulping van tussenwervelschijf, ingewandsbreuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1552 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hernia hernia's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de herniav / m

  1. (medisch) uitstulping van een orgaan of weefsel uit de lichaamsholte waar het normaliter in ligt
Synoniemen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen