herinrichten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  herinrichten    (hulp, bestand)

naamwoord van handeling
zelfstandig	bijvoeglijk
herinrichten	herinrichtend
herinrichting	heringericht

Woordafbreking

• her·in·rich·ten

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van inrichten met het voorvoegsel her-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
herinrichten	herinrichtte richtte opnieuw in	heringericht
zwak -t	volledig

Werkwoord

herinrichten

1. overgankelijk opnieuw van een inrichting voorzien

   • Zij hebben hun huis volledig heringericht. 

Opmerkingen

1. Omdat het werkwoord is afgeleid van een scheidbaar werkwoord met een voorvoegsel (her-) dat niet scheidbaar is, ontbreken de bepaalde vormen in een hoofdzin en worden zij omschreven met het bijwoord opnieuw.

   • Zij richtten hun huis volledig opnieuw in. 
   • Hij wou dat ik zijn huis volledig herinrichtte. 

Afgeleide begrippen

• herinrichting

Gangbaarheid

• Het woord herinrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.