herindeel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·in·deel

Werkwoord

vervoeging van
herindelen

herindeel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herindelen
    • Ik herindeel. 
  2. gebiedende wijs van herindelen
    • Herindeel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herindelen
    • Herindeel je?