hergebruiken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
hergebruiken hergebruikt
hergebruik


Woordafbreking
  • her·ge·brui·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hergebruiken
hergebruikte
hergebruikt
zwak -t volledig

Werkwoord

hergebruiken

  1. overgankelijk afval opnieuw een goede bestemming geven
     We moeten van het gas af, er zouden warmtepompen moeten komen in onze huizen, elektrische auto’s moeten normaler worden, alle gebouwen geïsoleerd, afval bestaat niet meer want we hergebruiken alles.[1]
  2. overgankelijk iets wat eerder bedacht of gemaakt is opnieuw toepassen in een andere situatie
     In de digitale wereld is het heel gemakkelijk om een nummer geheel of gedeeltelijk te kopiëren en te hergebruiken.[2]
Opmerkingen
  • Ook in de te-vorm van de onbepaalde wijs is het werkwoord onscheidbaar, het begint immers niet met een voorzetsel.[3][4]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2020 Weblink bron
    Marike Stellinga
    “Die groene economie, wie betaalt die?” (13 april 2017) op nrc.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2020 Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Ray Charles zingt iets nieuws” (3 november 2005) op nrc.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2020 Weblink bron “her-” op vrttaal.net (VRT)
  4. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2020 Weblink bron “Herkrijgen, herbeginnen” op taaladvies.net (Nederlandse Taal Unie
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be