herdersuurtje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  1. dim. tant. verkleinvorm van herdersuur.
Woordafbreking
  • her·ders·uur·tje

Zelfstandig naamwoord

het herdersuurtjeo

  1. (eufemisme) tijdstip of moment waarop geliefden heimelijk samen kunnen zijn
     gij moogt tot veele andere dingen goed zijn, maar gewis niet tot Minnaar of uitlegger der Liefde. Hier is alles oogenblik, alles gelukkig Herdersuurtje![1]
Synoniemen
Vertalingen

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 12 december 2020 Weblink bron
    Rhijnvis Feith
    Tweede brief. Over het minnedicht in 't algemeen. in: Brieven over verscheide onderwerpen., Deel 5 (1790), Johannes Allart, Amsterdam, p. 50 op dbnl.org op Wikipedia