help vooruit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • help voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vooruithelpen

help (...) vooruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruithelpen
    • Ik help vooruit. 
  2. gebiedende wijs van vooruithelpen
    • Help vooruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruithelpen
    • Help je vooruit?