help af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • help af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afhelpen

help af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhelpen
    • Ik help af. 
  2. gebiedende wijs van afhelpen
    • Help af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhelpen
    • Help je af? 


Gangbaarheid